Veelal werd echter gebruik gemaakt van spijkers. Deze waren 7 tot 20 cm lang, vierkant in doorsnede, spits beginnend en met een maximale dikte van 6 tot 9 mm. Aan de bovenzijde eindigde de spijker in een bolronde kop. Het vastnagelen van het slachtoffer ging als volgt te werk. De dwarsbalk werd op de grond gelegd. De veroordeelde moest eveneens op de grond gaan liggen en wel met de schouders op de balk. Zijn hoofd hing dan achterover en zijn armen werden wijd uitgespreid. Terwijl een of twee soldaten een arm vasthielden aan hand en elleboog, zette een andere soldaat een spijker met de punt in de pols, precies waar de onderarm overgaat in de hand, onder de duimmuis en exact in het midden. Met een forse hamerslag werd de spijker door de pols geboord en met nog een aantal andere slagen zat het geheel goed vast aan het hout. Daarna werd de andere pols bevestigd. De gehele procedure kostte slechts enkele minuten. Het is niet juist dat de spijkers door de palm van de handen werden geslagen. Het is bewezen dat op die plaats het lichaamsgewicht niet kan worden gedragen. Handen scheuren dan gewoon in de lengterichting door. ... Een ieder die wel eens een pols heeft ontwricht, verstuikt of gebroken, heeft enig idee hoe dat aanvoelt. Maar dat was nog niet alles. Door de pols loopt een belangrijke zenuw, de nervus medianus. Deze zenuw heeft een dubbele functie. Hij dient zowel voor de beweging van onder meer de duim als voor het gevoel in een deel van de hand. Deze nervus medianus werd door de spijker bijna altijd geraakt. Het aanraken en beschadigen van een zenuw veroorzaakt een van de meest heftige pijnen die er mogelijk zijn. De zenuw werd over de scherpe kanten van de spijker gespannen als een snaar over de kam van een strijkintrument. Bovendien werd door dezelfde zenuwprikkeling de duim in een krampachtige toestand kromgebogen zodat de duimnagel in de handpalm drukte.